Wolven behoren bij de gewervelden. De ruggengraat beschermt het ruggenmerg, de voornaamste zenuwbaan van het lichaam. Het skelet ondersteunt het lichaam.
Wolven en wilde honden hebben een ander skelet dan andere zoogdieren. Wolven en wilde honden hebben een lange schedel met grote tanden, een lange nek en lange, sterke pootbotten. Hun sleutelbeenderen zijn klein waardoor ze slank en gestroomlijnd zijn en snel kunnen rennen. Omdat ze vrij draaiende schouder- en heupgewrichten hebben zijn ze heel behendig.
Wolven, vossen en wilde honden hebben meestal een lange staart. Bij vele heeft de staart een duidelijke vorm waaraan het dier ook op grote afstanden te herkennen is.
Het skelet van een vos is kleiner dan dat van een wolf. Zijn botten zijn korter. Vossen vangen prooien kruipend en sluipend door de ondergroei in plaats van rennend over de vlakte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten